Search This Blog

Tuesday 4 August 2015

Arrogantie

Ik sta vaak te kijken van mijn eigen arrogantie.
Ik loop over straat en merk dat men mijn aandacht wil. Vaak is het op een charmante wijze, waarop iemand vraagt of diegene bij mij wil zitten. Vaker is het de simpelere methode waarbij men met geluid en wilde armbewegingen signaleert dat diegene mij bij zich wil hebben. 
Ik heb de gewenning beiden te negeren, redenen daartoe zijn een los verhaal. Echter, wat mij doet verbazen over mijzelf is mijn emotionele reactie jegens ieder van hen. 
Gezien mijn halfomslachtige nihilistische kijk om de wereld en anderszijds mijn existentialistische (d.w.z. vrij geboren zijn op deze wereld en de vrijheid om jezelf te scheppen) heb ik altijd de nadruk erop gelegd aan mijzelf hoe belangrijk het leven van een individu is. En dat men, hoe slecht je diegene ook kent, het verdient met waardigheid behandelt te worden. Niet uit respect voor de desbetreffende persoon, maar uit respect voor de mensheid, wetend uit materialistische overwegingen dat die persoon die zich in zijn tot nu toe gemaakte volmaaktheid presenteert aan jou, grotendeels een product is van sociale structuren, onderwuste lusten en verlangens en aangeleerde gewoontes en gewenningen. 
Ik kan enkel een diepe bewondering hebben voor elk mens. In elk persoon manifesteert zich een unieke, doch gelijksoortige vervolmaking van de maatschappij. Niet is het enkel dat vele individuen een maatschappij vormen, in elk individu komt de maatschappij tot uiting. En ik sta met open mond, met grote ogen vol bewondering naar de mens te kijken. Elk mens, want ieder draagt grootsheid met zich mee. Onbewust wellicht, maar dat wil niet zeggen dat ik er geen weet van heb en dat is mij genoeg. 
Elk individu is net een klein wonder, zou ik zelfs kunnen zeggen.  Een god misschien zelfs, gecreëerd door andere goden die toeziend vanaf de Olympus  hem de gaven hebben gegeven waar hij nu over beschikt. Of het nu lezen, wetenschap, koken, wandelen of schrijven is. Elk individu uit het gezamelijk concept op zijn of haar eigen manier. Gezamelijk, maar toch uniek. Begrijpt u waar ik op doel?
De mens is een gezamelijk individu.
Hoe dubbelzinnig!  En ik kan zelf als individu niet anders dan daar voor opstaan en applaudiseren.
Bravo mensheid! Bravo voor uw complexe manifestatie in deze wereld! Bravo, dat u de schrijvers van deze tijd een reden tot schrijven geeft, de filosofen een reden tot denken, de lezers een reden tot het liefhebben van de letterkunde. Dank u wel, dat het lezen gevuld kan worden door een oneindige pad der mogelijkheden der kijkwijzens die mij door ieder van u gepresenteerd wordt, waarbij ik wellicht aan mijn pad des levens kan twijfelen, maar dat is me egaal. Juist dáárom verheug ik mij zo.
Ik twijfel, dus ik denk.
Ik denk dus ik besta.
Dat is hoe ik de wereld zag en toch kriebelde het mij soms. Dan kan ik het niet laten om te dalen van mijn idealistische kijk op de wereld en me opeens bewust te worden van mijn omgeving. De dromerige kijk op de mensheid is wel leuk en aardig, maar hoe zit dat in de werkelijkheid? Is deze verheerlijking er wel? En dan kijk ik om me heen. Mensen veranderen van conceptdragers naar geëvolueerde dieren. Ze zijn niet enkel de goden voor wie ik ze zag, ze zijn vaak meer dier dan god zelfs. Lusten beheersen, gevoelsmatig denken in plaats van doordacht redeneren, de massa die in clones van elkaar veranderen. Weg individualisme!
Hoe pijnlijk is het om zo van je droom wakker geschud te worden. Dat er blijk is van een verschil tussen de theorie over de mens en de praktijk van de mens. Denk ik de waarheid gevangen te hebben, dan ontsnapt het me, dan kan er iets gebeuren wat me uit mijn humeur brengt en de dierlijkere kant van de mens naar boven doet brengen en de goddelijkheid verduisterd. 
Ik denk hier aan wanneer ik zorgeloos over straat loop en merk dat ik nagekeken word door mijn af en toe excentrieke manier van kleden. Het doet mij geenzins pijn dat men mij nakijkt door mijn manier van kleden, wat mij kwelt is dat ik opeens realiseer dat de mens niet enkel bestaat uit goddelijke en verheerlijkte concepten. Werkelijk is het dat zij geen waardering hebben voor de individu in de maatschappij en daarbij geen waardering voor hun bijdrage aan de maatschappij die mij ertoe heeft bewogen om me dusdanig te kleden. Dat het in de praktijk enkel een opppervlakkige uiting van het concept is, zoals normaliteit, eigen smaak, eigen wil, zonder enige vorm van individualisme. Het lijkt alsof ik van verdiepingen hoog op weg naar de Olympus neerstort in de moerassen van de aarde. Dat mijn beeld een wazig was en verkeerd was, dat ik niet de waarheid te pakken had, maar de waarheid-in-schijn: idealen. Een veel gemaakte verwarring van mij en wellicht van u ook. 
De donkere wolk van het nihilisme daalt op me neer en er is regen, onweer en bliksem. Wat maakt het uit om ook maar iets te doen? Ik zal het nooit goed hebben, ik zal de mens kunnen interpreteren. Laat ook maar zitten, het hoeft niet meer. Ik wil alleen zijn.
Ik ben verraden. 
En ik vraag mezelf af, wie ben ik om waardig behandeld te worden? En wat is het om anderen vanaf het begin in waardigheid te laten, met de kans dat het niet terug gedaan wordt? Het gevoel neemt de overhand.
Ik begin dan enkel hen te waarderen die mij ten eerste waarderen. Een glazen houding, bijna verbitterd zou ik zelfs willen zeggen loop ik door de straten en kijk met bewolkte ogen om me heen. Niemand is het waard om waardig behandeld te worden, ieder van jullie bestaat uit een stel idioten, zeg ik zo  mezelf. En met dit gewicht loop ik enkele dagen rond, enkel respect gevend aan hen die de eerste beweging maken. Hen die dat weigeren, negeer ik of erger, ik kijk op hen neer. 
Enkele tijden verdraag ik het zo te leven, maar de eenzaamheid van de geest kan knap benauwend zijn. Niet enkel ben ik fysiek alleen, maar mijn gedachtes kan ik nergens plaatsen. Niemand acht ik immers waardig genoeg om mijn gedachtes mee te delen. Zodat ze er wat mee doen? Onbegrip tonen? Liever niet, spreek ik zo in mezelf. 
(N.B. Dit is het gevoel wat nog steeds de overhand heeft.)
Er is weinig voor mij om me over te verheugen, ik kan niet de deur uit zonder een gevoel van zinloosheid. Thuis heb ik weinig zin in lezen, want ik meen mensen gezien te hebben die het klaarblijkelijk zonder prima redden. Het antwoord heb ik toch niet in de boeken gevonden, dus laat Camus voor wat het is, stel ik mezelf zo voor.
Dit gedrag ik niet enkel irriterend voor mijzelf, maar meer voor mijn omgeving. Ik trek me er weinig van aan, omdat de rebel in mij zegt dat ze er toch niks van begrijpen. Ze drijven aan de oppervlakte van de normaliteit en de overige aangenomen sociale structuren van de maatschappij. 
Maanden gaan voorbij op deze wijze, ik heb ook minder zin om op mijn uiterlijk te letten, noch mijn eetpatroon. Deze levenswijze draagt bij aan een nog meer humeurige kijk op de wereld. 
Desondanks kan het zo gebeuren, dat er iets gebeurt wat buiten mijn controle valt. Geluk, puur en dom en onvoorspelbaar geluk kan in een handomdraai een verandering aan alles brengen.
En dit geluk kwam ironisch (ik lach erom al schrijvend) in de vorm van datgene waar ik zo teleurgesteld in was geraakt: mensheid. En het kwam in de vorm van vriendschap. 
Hoezeer onderschatte ik het, want wederom was ik de fout ingegaan. Dit keer echter had ik datgene wat ik voor ware vriendschap, met andere woorden Menschen-Liebe (liefde voor de mens), aangezien voor ware vriendschap van mij kant. Enkel begrip tonend en nooit vragend naar iets terug, waarna teleurstelling dit gevoel aan mij ontnam. Niets was minder waar, wanneer bleek dat ware vriendschap niet ver lag. Hoe blij was ik dat ik de bittere vergissing in was gegaan om mijn Menschen-Liebe te verliezen, om het daarna wederom terug te krijgen. 
Immers, water smaakt het meest zoet na lange dorst. Vrienschap van verschillende groeperingen. Groeperingen had ik allen over een kam geschoren, vergetend dat de individu nog in de massa bestaat zelfs wanneer de massa drukkend kan zijn. 
Het vertrouwen keerde langzaam terug, maar in een andere vorm. Zeker was het Menschen-Liebe dat in mij gewakkerd werd, maar de sfeer voelde aardser aan. 
Anders dan wanneer ik vroeger een vergoddelijking zag van de mens, realiseerde ik nu mijn eigen dierlijkheid te zien, Ik begreep dat ik niet buiten alles en iedereen stond, ik was er een deel van. Het verraad dat ik voelde was nooit op mij persoonlijk getriggerd, aangezien ik inzag hoe verdiept ik zat in mijzelf en mijn positie tegenover de wereld. Hierin was ik totaal de positie van de ander tegenover zichelf vergeten. 
Nee, mijn arrogantie maakte plaats voor een gevoel van nederigheid. Ik leefde niet enkel in deze wereld, ik leefde dankzij deze wereld in een constructie van mijn fantasie gemengd met de werkelijkheid. Met andere woorden, een projectie of interpretatie van de werkelijkheid. En niet ik alleen, ieder van ons. 
Ieder maakt gebruik van de realiteit als een object om daarmee zijn interpretatie van de werkelijkheid op te bouwen. Het is niet meer dan onze nederige poging om te proberen te zijn. En ik zeg proberen en niet enkel zijn, omdat het doel, wat dat ook persoonlijk wezen mag, niet behaald is. Het doel ligt ergens in de verte, velen volgen hun instict, want het doel is vaak verblindend of wel moeilijk te zien in de verte. Doch handelen, doch leven we, doch proberen we te zijn. En zolang wij handelen, zolang wij niet opgeven om te proberen te zijn, zal de wereld altijd in beweging blijven. Menschen-Liebe voel ik sterker dan ooit, ieder probeert enkel maar te creëren. Wat ik erg aandoenlijk vind, eerlijk gezegd.
Gezamelijk gebruik makend van de wereld als object voor onze eigen ondoordringbare eilandjes.

No comments:

Post a Comment