Search This Blog

Showing posts with label god. Show all posts
Showing posts with label god. Show all posts

Tuesday, 30 June 2015

Contemplation During a Lonely Night


''Il y a des jours où Dieu est si loin, qu'il semble absent''
There are days where God is so far that he seems absent
-Simone de Beauvoir

Unfortunately for me He never felt present. Fortunately maybe, however that's hard to tell on days where you feel like a raindrop falling from far only to be hit by the solid cold ground.
Never have I felt more alone, than realising that growing up doesn't mean solely growing up as a child, but mentally as an adult.
God would be the father figure making sure that all goes well, that I am safe.
For now I feel like I'm an orphan of life. Nothing seems to satisfy me in the slightest. Even worse, I feel empty and joyless. Sucked and drained, but most of all I am afraid.
I barely have enough energy to enjoy anything, but just enough to spend my nights contemplating and worrying. Wasteful nights if you ask me.
Some people weren't made for human interaction, I think I'm part of them,
I never am more confronted with my loneliness and angst than in the middle of the joyful crowd.
I know that escaping and isolation are meaningless, but what else is there in life?
I believe that's indeed what we see as growing up and facing the challenges of a possibly meaningless and empty life, yet giving our all to it.
Amusing if you ask me, for I can't judge whether that's genius madness or mental madness.
Even now as I am writing I can finally sense a form of peace overwhelming me; I am safe.
It has the same cosy feeling I had when mother would hug me tightly before going to sleep, the same warmth, the same isolation inside my own little world.
Growing up is leaving the safe spot from mother's nest and moving on to sharing the bed with a dozen strangers at the off chance that one might be the one for you.
Is it bad? No of course not, for who is there to judge you and your choices?
To say what is right from wrong, to comfort you when you spend your nights crying and seeking for some kind of answer to your ignorance of life.
I sense a balance between not caring at all, very nihilistic of course and on the other side a lot of fear for the unknown. Fear for mistakes I might never forgive myself.
Indeed, there is no God to judge me, but that makes it worse because I know myself.
There where He would give me comfort and salvation, I would never forgive myself. Not because I am perfect, but because I would not be able to look myself in the eyes and see nothing but filth.
And suddenly I would lose my touch for existence, because I apparently never knew what it meant to be alive as I indeed made those mistakes.
They haven't happened yet, but this would indeed be how I would reason with myself.

Oh desperate times, lovely lonely times.
Please world, leave me at rest and I will never provoke you again. I too bear fault at being curious, but not being able to forsee and accept the consequences of my childish curiosity.
Eventhough I am very doubtful in terms of morality, I can't forgive myself for seeing the world and its people as my toys any longer.
I used to be nihilistic and an opportunist, only using the world to satisfy my own needs, but even that doesn't work as much as it should.
Therefor my subconsciousness only desires punishment of the Self.
Egocentric behaviour should be considered as a lonely act, therefor damned to a lonely existence.
And honestly, loneliness has never sounded more liberating.

Sunday, 6 July 2014

Short film scenario: 'Red Lines'







Red Lines
Sara Rahimi
















Copyrights 2014
Sara Rahimi










1.Op het dak.- Namiddag

Xavier (27) een man van eind 20. Hij heeft een mager postuur, lang haar valt voor zijn ogen en hij heeft een ingevallen gezicht.
Hij staat op het dak van een vervallen gebouw.
Het is een koude herfstdag. Hij draagt enkel een dun shirt, op zijn armen zijn blauwe plekken te zien.
Hij loopt heen en weer. Over de reling ziet hij dat hij op 5 verdiepingen hoog staat.
Hij lacht en draait zich om en beweegt langzamerhand terug naar de reling.
Hij fluistert zachtjes in zichzelf:
’10 verspilde jaren.’ Hij draait zich om en loopt terug naar het begin van de reling.
‘3 kapotte relaties.’ Hij draait zich om en loopt verder.
Hij lacht. ‘5 dode goudvissen.’
Hij stopt en kijkt naar beneden. Glimlachend sluit hij zijn ogen.

‘Maar één sterveling minder.’ fluistert hij en laat zijn voet over de reling gaan.
Het wordt zwart en je hoort een hard dof geluid.  

2. In het verlaten gebouw.- Tijdstip niet duidelijk. (Waarschijnlijk middag.)
Xavier ligt op de koude vloer en hij staat op.
Hij is gekleed in het wit.
Hij loopt de ruimte in en kijkt verdwaald om zich heen.
De grond is bezaait met rode draden en spijkers die zig zag door elkaar heen lopen.
De spijkers zijn de grond in geslagen en rode draden zijn gespannen aan de top.
Deze draden lopen in elkaar over, maar zijn niet verstrikt.
Hij hoort geluid.
Hij loopt ernaartoe en ziet een gestalte spijkers uit de grond trekken met een hamer.
Enkel de rug is zichtbaar, hij is eveneens in het wit gekleed.  

X
Hallo?

Hij loopt naar voren.

X
Hallo? (nu harder)Zou je me kunnen helpen? Ik weet niet wat dit is, waar dit is.

Hij raakt de rug aan van het gestalte.
Het gestalte draait zich om.

Yvan (ook 27) lijkt qua postuur en gezichtsvorm enorm op Xavier. Het enige verschil is de kleur.
Y heeft wit haar, grijze ogen en een bleke huid. Hij zit op de grond spijkers uit te trekken uit de harde vloeren. Om de spijkers zijn lange stukken rood touw gespannen. Ze lijken van ver te komen en zelfs het gebouw uit te lopen.

X verstijft en zijn ogen worden groot en het zweet staat hem op de voorhoofd van schrik.
X
Wát ben jij?
De trillingen in zijn stem zijn te horen.

Y merkt hem op en glimlacht in zijn richting. Hij heeft een warme uitstraling.
Hij trekt een spijker uit de grond en geeft een ruk aan de rode draad.
X zakt opeens in elkaar van pijn en begint te schreeuwen.
Y kijkt naar X die op de grond vergaat van de pijn.
X kijkt vol woede naar Y.
Y pakt de hamer en slaat een spijker in de grond.
Uit zijn zak haalt hij wat zilverkleurig draad en spant deze om de spijker
De uiteindes worden gebonden met het afgebroken stuk rode draad.

Y staat op en loopt naar X, bij wie de pijn is verdwenen.
X kijkt en zwijgt, hij begrijpt niks van de situatie.

Y

‘Verdween je maar in de stof waaruit je geschapen was, dan had ik mijn handen niet zo vol aan je.’
X

Waar heb je het over? Wat zijn die draden? En wat was die pijn? Ik wil nú antwoord.’

Y pakt X bij de arm en beiden staan ze op.
Y loopt naar het raam gevolgd door X, die hem voorzichtig achternaloopt.
Ze kijken uit het raam. Ze zien een koppel. Beiden hebben een lange draad aan hun schoenen hangen. De draad ligt in een knop tussen hen beiden.
Y
‘Het menselijk leven is erg makkelijk in elkaar te verwikkelen. Je hoeft enkel een hamer te pakken, op strategische plekken wat spijkers in te slaan en de roden draden. Ach, de rode draden. Die doen de rest.’

X kijkt verwonderd naar het stel en naar de draden die overal lijken te liggen.

X
‘Wat zijn dat?’

X wijst naar de spijkers in de vloer en de rode draden.

Y draait zich niet om meteen begrijpend wat X bedoelt.

Y

‘Dat is je begin en eindpunt. Jouw oerknal en jouw supernova.’

X
‘Mijn supernova?’


Y

‘Dat is waaruit ik of eerlijk gezegd de ik die in jou zit, het leven bepaalt. Van begin tot eind. Van oerknal tot gedoofde ster.’

X
‘Jij bent mij?’
Y

‘Nee. Enkel een deel. Het egoïstische verlangende deel, dat wil voorkomen dat je niet doet wat je wilde doen.
Dat was niet wat ik, of eerder jij wilde.’

X
‘Wat bedoel je? Wat wilde ik niet?’
Y
‘Ik bedoel de dood. Dat wil jij niet. Ik wil dat niet.
Ik moest noodgedwongen een naald uit de grond trekken die er niet uit moest.
Jij hoort niet dood te gaan, X. Wij horen te leven. Dat is hoe de draden lopen.’

X
Ik hoor niet dood te gaan zeg je? Wat als ik dat nu zelf wil? Wat als de verdomde draden van jou mogen verbranden voor mijn part?’

Y
‘Daarom ben ik hier. Toon me je verlangen. Laat me zien hoe graag je het wilt. Jij en niet een ander die jou zijn wil toeschrijft. ‘

Y drukt de hamer in de handen van X die er wazig naar staart.

Y
‘Trek ze eruit. Langzaam. Let erop. Wel langzaam, anders doet het pijn.’

X kijkt in de richting van de zilveren draad dat van hem is. Verbonden met de rode draden van de mensen die hij ooit had ontmoet.
Hij denkt terug aan zijn leven.
Zijn jeugd vol ruziënde ouders.
Zijn schoolleven waarin hij alleen was.
Zijn relaties die uitliepen op vreemdgaan of die hem verlieten.
X’s tranen druppelen op de hamer.
Hij haalt diep adem en kijk naar Y die hem toelacht.
Langzamerhand legt hij de hamer weg en kijkt naar de enorme knoop.
Hij gebruikt zijn vingers om de knopen eruit te halen.
Langzamerhand komt de zilveren draad los van de rode draad totdat hij los is van de rest.
Hij stapt achteruit en kijkt naar Y.
Met rode ogen glimlacht hij naar Y.
Alles vervaagt naar zwart.







3.Op het dak- avond.

X wordt wakker op het dak, ver van de reling af.
Zijn blauwe plekken zijn verdwenen en hij stopt even om zich te herinneren wat er was gebeurt.
Hij tuurt vanaf de reling naar beneden en ziet de hoe hoog de 5 verdiepingen zijn.
Snel maakt hij zich uit de voeten en loopt voldaan weg van de reling.

Er wordt ingezoomd op de rode draden die aan zijn gympen losjes bungelen. 

Saturday, 5 July 2014

De Magische Fluit (genre: fantasy)

Fantasy - Castle  - Fantasy - Sky - Clouds Wallpaper

Bijbehorend is deze foto van het kasteel dat me heeft geïnspireerd tot dit verhaal.
Luister naar dit nummer dat me geholpen heeft het verhaal af te krijgen: https://www.youtube.com/watch?v=Ar7nVbjAsEw

(Credit photo:http://wall.alphacoders.com/big.php?i=83744)
(Credit music: Beautiful Chinese Music - Bamboo Flute 2 van TaiGekTou)


De Magische Fluit

Ik woon in het hoogst van de toren.
Ik ben geen mens, noch een schim.
Toch cirkelen altijd draken om Mij heen om te beschermen.  Hun ogen branden vol vuur en soms brandt Ik van binnen wanneer ze voorbij vliegen.
Draken doen normaal mensen kwaad, maar Mij doen ze geen kwaad.
Daarom weet Ik dat ze Me beschermen. Dat voel Ik ook wanneer hun rode schubben glanzen tegen het licht reflecterend op Mijn bleke huid.
Rood, groen en wit zijn Mijn primaire kleuren geweest.
De een van de draken, die Mij vanbinnen doen branden. Naar wat?
Dat zal later wel blijken.
Het groen van de boompjes die Me weer tot rust keren en zorgen dat Mijn bestaan en dat van de natuur een geheel vormen.
Wit is Mijn gevangenis die metershoog is.
Hoeveel? Dat kan Ik weet ik niet, hoewel Ik het kan relativeren dankzij de grijsgrauwe golven die tegen de voet van het kasteel slaan.
Ja, hier leef Ik. Wachtend om gered te worden, want dat is hoe elk verhaal verloopt.
Iemand die vastzit, zonder dat die weet waarom moet altijd gered worden.
Maar Ik wil niet gered worden, Ik hoor hier en Ik weet zelf ook dat Ik hier behoor te zijn.
Dit is Mijn wereld, Mijn huis en Mijn o zo aardse gevangenis.
De wind voelt verassend zacht aan voor zo een hoge plek; niet te hard noch te zacht.
Het is perfect. Alles hier is perfect en zoals het hoort te zijn.
De lange zuilen van Mijn vertrek staan als enorme wachters naar Me te staren en Ik loop naar ze toe.
Met een been bungel ik over de rand en kijk naar beneden. Golven slaan met losse pols tegen het kasteel.
De wind inspireert Me en Ik haal Mijn kleine fluit uit Mijn zak.
Met gesloten ogen speel Ik een melodie dat de wind doet zwijgen uit eerbied voor de zachte klanken die Mijn fluit voorbrengt.
Ik denk terug aan Mijn vroegere levens waarin het begrip zwaard gelijkstond aan Mijn arm.
Een glimlach speelt op Mijn lippen als Ik denk aan Mijn rijkdom.
Een glimlach van spot.
De wolken worden nieuwsgierig en komen met zijn allen bijeen om naar Mijn melodie te luisteren.
Een rustige, langzame, treurige melodie.
Mijn ogen laten regen neervallen en de wolken huilen met Mij mee.
Door Mijn wimpers heen zie Ik bladeren van de bomen op de grond vallen.
Dit is Mijn koninkrijk en dit is het eind ervan.

Ik ben geen mens, noch ben Ik een schim.
Ik ben de God van deze wereld die geen koninkrijk meer heeft.
Ik leef, maar ook maar net.
Ik kan niet doodgaan zoals anderen omdat Ik onsterfelijk ben.
De anderen bestaan allang niet meer, zij behoren nu tot het licht waar Ik spoedig ook bij zal horen.
De melodie echoot in het kasteel en de draken dalen langzaam af.
Ik voel al dat ik meer moeite heb met spelen, maar Ik moet doorzetten.
De magie zal niet werken als Ik stop. Ik blaas door.
Mijn borst voelt steeds zwaarder aan en Ik heb moeite met doorspelen, maar door mijn tranen heen zie Ik mijn koninkrijk dat steeds ouder en ouder wordt.
De bomen verliezen hun bladeren en het kasteel zakt langzaam in elkaar. Van de verte zie Ik de draken die een rustpositie aannemen.
Ik blaas de laatste noot in Mijn fluit.
Mijn prachtige fluit die Ons heeft bevrijd.
Eindelijk.
Mijn adem stopt, Mijn ogen sluiten en Ik leg Mijn hoofd tegen de wachters aan.


6000 jaar was me meer dan genoeg fluistert de laatste God op aarde.