Search This Blog

Tuesday, 31 March 2015

Herinnering aan mijzelf #2: Luidruchtig

Datum unknown

De datum weet ik momenteel niet, maar het was een erg lange dag.
De introverte ik zocht toevlucht, maar het wil niet lukken mezelf af te sluiten.
Deels word ik telkens gedwongen de realiteit in getrokken. Aan de andere kant ben ik ook een beetje bang. De moed die mijn vriendin me op dit soort reizen gaf (en ik deels aan haar) ontbreekt mij.
Alles is luidruchtig en vermoeiend.
Zelfs nu hoor ik hun stemmen en het voelt alsof de energie uit me wordt gezogen.
Ik veracht mensen heel erg. Ze zijn zo hooghartig, doch leven ze in onwetendheid.
Ik ben gewoon heel moe. Dit sociale gedoe heeft me enkel één ding doen realiseren en dat is enkel het feit dat ik erg moe word van ze.
Ik heb veel geschreven en dat in iets wat pragmatisch nutteloos is.
Ik mis mijn vriendin, ik mis mijn moeder.

Obituary

The happiest man in the world has died from boredom. 

Nietzsche's philosophy on Pokémon- A Short Essay


Recently I was spitting through my old stuff when I came across something I've lost for a very long time. My game boy and Pokémon games.
Eager as I was, I immediately charged my completely energy drained console and popped in Pokemon Yellow.
The moment the theme song started playing I was overwhelmed with nostalgia and I couldn't understand why I had ever stopped playing it.
While playing, one question kept me thinking: ‘What was it about this rather simple game that made me waste my time collecting creatively imagined animals?’
This question can be answered rather easily.
You see, it combines two strong urges of the human being.
The first is the will to power and the second is the will to improve.
Friedrich Nietzsche has described the human being as a human in need for power (or with other words possession.)
This concept is known in German by the term: der Wille zu Macht.
According to Nietzsche the sole driving force of humans is the will to overcome their goals and have power over them.
With other words to possess them, as is the case with Pokémon.
Namely, the main goal for you as trainer is to achieve all 150 Pokémon and with them become the ultimate Pokémon Master.
With this goal for eyes the one playing this game is letting these animals obey to their will by competing in tournaments, thus performing their Wille zu Macht.
To make my point clear, this quote will demonstrate why this game is so addictive:

“What is good? All that enhances the feeling of power, der Wille zu Macht and the Power itself in man. What is bad? All that proceeds from weakness. What is happiness? (In this case the good feeling achieved after winning a battle and achieving a badge) The feeling that power is increasing- that resistance has been overcome (!!!) Not contentment ,but more power; not peace at any price, but war; not virtue, but competence…”
-Friedrich Netzsche

I can remember spending hours and hours trying to collect all Pokémon, but unfortunately I couldn't catch ‘em all.
The point raised by Nietzsche about this game, has left me in stitches. On the one hand it conforms the player in his ultimate need, on the other side it manipulates the gamer in wanting to further the story.
Either way, the moment the resistance has overcome and the player can glorify himself for the amazing gamer he is, is the moment I have lost my interest and with that mein Wille zu Macht.

(Take this with a grain of salt please.) 

Friday, 27 March 2015

Herinneringen aan mijzelf #1: Angstaanvallen en Contemplatie

3 november 2014

Er is eindelijk weer besef van tijd. Net was ik ademhalingsoefeningen aan het doen.
Mijn hoofd wilde niet stil zijn, ik voelde mezelf wild worden.
Exhibitionistische neigingen komen naar voren. Zwaar om alles voor jezelf te houden, paradoxaal wanneer je geen vertrouwen hebt in andere mensen.
Ik wil weer genieten, ik heb geen zin in diep nadenken.
Zorgeloosheid en onwetendheid zijn goud waard.
Er is opeens weer een drijfveer gevonden. Ik realiseer me opeens waarin mijn voldoening ligt. Niet in het nadenken zelf.
In het brengen van de ideeën naar de echte wereld.
Roem, eer, extase.
Hoe oppervlakkig misschien, maar mijn egoïstische kant borrelt vaak omhoog.
'La vie est souffrir' voor hen die stoppen met zelf opgezette doelen te bereiken.
Het is een grote holte van mogelijkheden en leegte tegelijk.
Mogelijkheden die uiteindelijk naar niets lijden. Zelf verzonnen ontwikkelingen.
Grappig.
Tenzij je deze leegte en spinnenweb van opties weet te verdringen. Weef je eigen patronen erin en wees het web te baas.
Ik domineer daarin. Mijn hand domineert nu deze pen die woorden neerschrijft, waarmee ik mezelf altijd zal onthouden.
Mijn doelen zijn me aardig duidelijk. Te beginnen met mezelf zijn.
Ik heb diep nagedacht over wie ik ben.
De uiteindelijke conclusie die erop volgde was dat ik mezelf moeilijk kon ontleden op rationeel niveau.
Ik ging op het gevoel af.
Hoewel het gevoel een zeer onredelijke kant had, zorgt het voor m'n bewegingsvrijheid.
Ja, gevoelens behoren tot het aangeleerde, maar men kan toch enkel spelen met de kaarten die hij heeft?
Als het spel maar volgens de zelf opgezette regels gevolg wordt. Kaarten op zich betekenen niks in de objectieve wereld.
Dit vergelijk ik met het leven. Ja, je kan zoveel en niks met beide, maar het gaat uiteindelijk om de eigen invulling.
De prachtige zelf opgezette illusie van het leven.

Thursday, 26 March 2015

Losse Gedachtes #4 (gegeven objectiviteit)

Ik beschreven door een goede vriend.

Een knappe, lieve, einzelgänger die ooit denker des vaderlands zal worden. Die worstelt met haar symptomen van 'gymnasium meisje' en haar filosofische bestaan.
Kenmerken: onvoorspelbaar
Geruchten: Schijnt te kunnen afdingen 'zoals alleen zij dat kan'

Zojuist • Verzonden vanaf internet

Random Thoughts #3 Dreamer

Dreamer

This story begins the moment I die.
I feel cold. And uncertain. 
My body can't move, as if metal chains have strapped themselves on me. 
Where am I? 
Unable to move. 
My head is fixated to the ceiling. It is beautifully decorated with seashells, mermaids and turtles, slowly moving and swimming above me. Elegantly and gracefully. 
I can't advert my eyes. I don't want to. 
Not yet.
By my eyes feel heavy, they're slowly coming together. 
Please don't. 
The same force is pushing on my chest. I can't breath. 
I can't think.
My eyes have slowly closed, yet my mind is all conscious.
Torture, as the force keeps pushing more and more.
Heavenly grace, where to escape?
My mind is trying to come up with a plan to escape.
I’m know I am inside a room, I can hear the rain dripping against the window.
There is a storm coming up. 
Water? Coming closer indeed. 
It's coming for me.
The room is slowly filling itself up with water, everything is covered in water including me.
I can’t move. I am drowning. 
My legs and arms are solid rock, but fortunately I still have my consciousness.
Unfortunately, I mean.
It’s one of those, I sigh.
The water is filling up the entire chamber and it is slowly reaching for my face.
First my legs and arms, then my hair. Lastly face is embraced.
I take a deep last breath before I will be taken away by the rising water.
I can't breath.


When I wake up, my body is covered in sweat.
With a restless sigh I look around the room.
No water, I am not drowning.
I am concious.
Fortunately, 

Another restless night.

Losse Gedachtes #2

In De Hemel

Mijn dierbaarste vriendin heeft me ooit verteld dat wanneer je je eenzaam voelt of niet weet waar je moet zoeken in het leven, dat je altijd naar de lucht moet kijken.
‘’In de lucht zal je nooit de antwoorden vinden’’, zei ze ‘’maar je zal altijd begrijpen wat jij betekent voor de wereld.’’
Deze uitspraak heeft ervoor gezorgd dat ik op mijn meest zorgwekkende en bittere dagen naar de hemel keek en begreep hoe insignificant mijn problemen leken ten op zichten van een groter geheel dat het in het teniet deed verdwijnen.
Juist dan op die dagen, werd mijn ademhaling regelmatig en de zorgen werden weggeheven.

Mijn jeugd verging mij springend van de ene dag naar de ander met mijn vriendin aan mijn zijde.
‘’Zie elke dag alsof je opnieuw geboren wordt.’’ sprak ze me toe, wanneer we gezamenlijk naar school liepen en in elkaars gedachtes versmolten.
En zo zag ik het ook. Elke dag alsof ik alles voor het eerst weer zag en ik voelde de kinderlijke verwondering in mijn onderbuik warm worden, wanneer ik over haar balkon naar de mensen beneden keek.
‘’Wat zie je?’’ vroeg ze dan op serieuze toon.
Peinzend keek ik haar aan probeerde me te verbeelden wat er in haar hoofd omging.
Ze nam nog een trek en haar ogen vernauwden zich, terwijl ze de rook uitblies wachtend op mijn antwoord.
‘’Insecten.’’
Vanuit haar ooghoeken zag ik hoe er rook uit haar omhooggetrokken lippen kringelden, terwijl ze me met moederlijke zorg aankeek.
Dit gaf me enige mate van vrede, maar het beklemde mij ook.
We zaten stil naast elkaar, terwijl ik onze klasgenoten richting school zag lopen. De pauze was voorbij.
De stiltes waren aangenaam, niet gedwongen noch ongemakkelijk, maar erg vredig.
Wanneer er echter gesproken werd, waren het woorden van wijsheid uit haar mond terwijl ik met stotterende stem haar probeerde te volgen en te herhalen.
Glimlachend hiel ze dan haar handen door haar haar en legde mij op rustige toon uit wat ze bedoelde en ik bleef stil luisteren.
Ze was een en al charme en elegantie wanneer ze gepassioneerd sprak. Ik tuurde soms af naar haar wilde handbewegingen die ze maakte om haar woorden kracht te geven.
En na elke monoloog was er een korte stilte waarbij ik instemmend knikte om haar verhaal nogmaals te bevestigen.
Ze glimlachte wederom moederlijk naar me en zei met een hoge stem dar we naar school moesten.

De dagen vergingen en net als haar donkere kleren en asbak, werd haar humeur grimmiger.
Met geknepen ogen keek ze om haar heen. In haar handen kneep ze de uitgedoofde sigaret plat.
Spreken was een zeldzaamheid en wanneer ze sprak was het altijd formeel met veel ‘’dank je wel’’ en ‘’het vergaat je goed’’.
Wat er in haar omging durfde ik niet te vragen.
De zachte herfstdagen vervielen een koude strenge winter. De asbak rookte als de haard, terwijl de ene sigaret na de andere werd uitgerookt aan de lippen van een nors gerimpelde voorhoofd, ik deed zo af en toe gehoorzamend mee.
De eens zo fijne stiltes waren ongemakkelijk en onwennig.
Maar ik vroeg toch niks.



Een paar weken later had ik opgemerkt dat haar vaste plek naast mij leeg was.
De gebruikelijke goede vriendin zijnde, liep ik richting haar huis en opende met gemak haar altijd openstaande deur; ze zat daar met een kop thee in de woonkamer en staarde gefronst uit het raam.
Haar handen waren verder leeg en ze rook fris.
Ik moest glimlachen.
Speels riep ik naar haar toe en we zaten stil tegen over elkaar terwijl ze kijkend door haar wimpers thee zette.
‘Bliss, bliss and heaven.’ citeerde ik mezelf voor.
Eenmaal boven zaten we tegen over elkaar en sprak ze eindelijk:
‘Je rookt niet meer?’ terwijl ze zichzelf omhulde in een grijze sluier.
Ik staarde naar haar besneden roomkleurige huid en verzuchtte: ‘’Nee.’’
Bedachtzaam vormde een rimpeling op haar blanke voorhoofd en het deed me zenuwachtig haperen naar lucht.
‘’Er zit een kinderlijke onschuld in, he?’’ bracht ik er zo zorgeloos mogelijk uit. Ik stond op, liep heen en weer en draaide op mijn hielen met ogen vol licht.
‘’Laatst zag ik een hart.’’ en ik legde suggestief mijn hand op mijn borst. ‘’Waarschijnlijk klaargelegd voor een donor, het werd kunstmatig in leven gehouden.’’
De rimpel vernauwde zich en met getuite rode mond bedekte ze zichzelf weer in een grauwe sluier van as.
Ik ging door: ‘’Ik hield mijn adem in en probeerde het ritme te volgen van de hartslag, het ging moeizaam, maar uiteindelijk lukte het.’’ een verdwaasde glimlach verscheen op mijn mond en ik verschoof de gekrulde zwart krul die voor mijn oog bungelde.
‘’Op dat moment merkte ik opeens een warm gevoel, die ik alleen kan associëren met moederlijke liefde, begrijp je?’’
Ze snoof. ‘’Moederlijke liefde met een orgaan.’’
‘’Ja.’’
Ze knikte instemmend en keek naar de lucht. Nog voordat ik haar weerwoord kon geven, nam ze een pakje uit haar zwarte mantel en reikte het aan.
En nog voor ik er met mijn volle verstand bij was, reikte ik mijn hand uit.

Niet vele dagen later was ze verdwenen.
Haar ouders hadden mij opgebeld en ik kwam zo snel mogelijk aan. De zoektocht duurde niet lang aangezien ik wist waar ik moest kijken.
Ik rende met snelle tred naar het bovenste gedeelte van het huis en zakte op de bovenste tree in elkaar met mijn hoofd tegen de muur en de ogen geworpen naar de hemel.
Vaag in de verte kwam mij een bekende rooklucht tegemoet.

De hemel was grijs, mijn tranen zwart en haar lichaam bleek.

Dwang tot bestaan.

Dwang tot bestaan.

Het was nooit aan ons de keuze geweest om geboren te zijn in de eerste plaats.
En dat voornamelijk in deze wereld, waarin de afwezigheid van God meer dan ooit merkbaar, voelbaar is.
Zowel in de morele zin, waarbij Gods wil de grondbeginselen bepaalt voor onze ethiek, als in de praktische zin van het woord, waarbij hij de eeuwige waarheid met zich mee zou moeten dragen om de mensheid tot consensus te laten komen, is God of afwezig of indifferent.
Dat brengt een bepaalde sfeer van leegte met zich mee, waarbij ik niet enkel alleen op mezelf moet steunen, maar daarbij ook nog eens niet de steun bij een hogere macht kan vinden.
Eenzaam en koud, verward en leeg worden we de wereld in geworpen tussen andere soortgenoten, die het pad des levens in zoverre bewandeld hebben dat ze denken te kunnen oordelen over ons recht van bestaan.
Met andere woorden, de mens acht zich in dermate hoog genoeg om voor God te spelen en uit de weinige beschikbare middelen leven te doen ontstaan.
Of dit besluit bewust of onbewust is genomen, het zet een brandmerk op het kind waar het nooit vanaf zal komen.
Immers in deze dat hij, eenmaal geboren, gedwongen is te leven om daarna oftewel verder te leven of er al geheel een eind aan te maken.
Hoe het ook zij, mocht het kind toch een eind willen maken aan zijn leven, dan is hij in dermate impotent om daar een keuze over te maken, voordat hij zichzelf zo heeft ontwikkeld dat hij weet wie hij is en wat hij betekent voor zowel zijn omgeving als voor zichzelf.
Tegen die tijd is er enkel slaafse dwang van zijn omgeving, waar hij voor neer dient te buigen door zijn onvermogen de wereld en zichzelf te kunnen begrijpen.
Daarnaast heeft hij, geworpen in de wereld, geen andere keus dan dit te doen, omdat hij volledig vrij is geboren.
Daarmee bedoel ik dat hij de mogelijkheid heeft om zichzelf te maken tot iets wat hij later wil zijn.
Het problematische hieraan is, is dat zijn vrijheid beperkt wordt in de eerste levensjaren omdat hij nooit het vermogen had om zijn omgeving a priori tot zich te nemen en daar een keuze over te maken.
Nee, in de eerste levensjaren wordt het kind op marxistische wijze ingevuld met informatie, indrukken en geluid, gevoelens en vormen, waarna hij later een geheel kan gaan vormen.
Inderdaad is de mens vrij geboren, misschien is hij wel iets te vrij geboren waardoor het zijn indrukken aan de ander kan opleggen.
Het paradoxale hieraan is dat het kind enerzijds niet de mogelijkheid heeft zichzelf in te vullen omdat hij de wereld in is geworpen en anderzijds het noodzakelijk is dat hij ingevuld wordt omdat hij anders zichzelf niet verder kan realiseren.
Problematisch gezien levert dit het probleem op dat de mens eenmaal de keuze gemaakt hebbend in zijn leven, nooit de keuze kan keren en dus ook de consequentie ervan tot zich moet nemen omdat hij juist gedoemd is zo vrij te zijn.
Vreemd genoeg draagt de mens ook de invulling van zijn omgeving, die hij in zijn eerste levensjaren heeft verworven met zich mee en de daarbij komende consequenties.
Daar ontstaat de dubbelzinnigheid.
Enerzijds dat zijn jeugd bepalend is voor zijn latere levensjaren en voor de beperking aan keuzes die hij voorgelegd krijgt.
Anderzijds als het kind niet ingevuld wordt, , zodra de invulling van deze vrijheid niet begint, zodra de keuzes niet worden gemaakt waarmee hij zijn eigen essentie bepaalt, is hij paradoxaal genoeg een slaaf aan zijn eigen bestaan.
Hij stopt met existeren (dat wat de mens bestempelt tot mens!) en hij reduceert zichzelf tot een object.
Niet alleen jegens zijn omgeving, maar het meest jegens zichzelf.


De mens gedefinieerd

Gedwongen te bestaan leeft een mens nooit in isolatie, maar altijd te midden van andere lotgenoten.
De mens gedefinieerd hebbend als een behoeftig dier, is het er altijd op uit om zijn onderbewuste driften tot hun recht te laten komen.
Hierbij is het vaak niet bewust van zijn driften, totdat het in het bewustzijn vertaald wordt zodat het doel makkelijker behaald kan worden, niet door dierlijk instinctieve reflecties, maar door redelijk nadenken.
Tot deze behoeftes behoren de meest basale, zoals hongerdrift en seksuele ladingen dat tot hun climax moeten komen, zodat de mens weer terugkeert in een toestand van rust.
Wat de mens niet tot dier kan laten worden is het aspect dat zij door hun zelfbewustzijn een bepaalde weg kunnen afleggen om deze gedeelde driften tot ontlading te laten komen.
Dit creëert de persoonlijkheid.
Doorgaand op het zelfbewustzijn; het zelfbewustzijn is datgene wat de mens in staat stelt om zichzelf te verhouden tot zichzelf en zijn omgeving.
Sartre duidt dit aan met être-pour-soi, wat inhoudt dat de mens een zelf-creërende subject is dat zijn eigen essentie maakt door te streven naar het être-en-soi.
Het être-en-soi is datgene wat helemaal met zichzelf samenvalt, dat houdt in dat je jezelf niet meer creëert, maar zoals een God al volledig bent.
Het tegenstrijdende hieraan is dat je als mens nooit dit stadium kan bereiken omdat je gedoemd bent hierin te falen.
Deze wisselwerking vormt de speelruimte waarin de mens een subject is te midden van vele andere objecten die hij gebruikt om zichzelf te creeëren.
Er zit geen happy ending aan elk falen. De happy ending zit hierin dat je niet meer kan dan leven, punt.
Daar zit het hele leven in besloten. Namelijk dit, dat je alleen maar kan leven met zowel de goede als de slechte momenten.
Er komt geen daarna meer, er zit geen bedoeling in, omdat die bedoeling nooit in de wereld lag.
De objectieve buitenwereld functioneert enkel en alleen volgens de natuurwetten waaraan we ons niet kunnen onttrekken, het kent geen morele waardes, noch gedragsregels.  
Dit houdt in dat elke vorm van goed, slecht, mooi, lelijk of elke andere abstract begrip dat we aan de werkelijkheid toepassen enkel iets is wat binnen in onze hoofd bestaat, in onze wereld.

Voorwoord- Uitleg

Dit abstracte verhaal representeert de gewaarwording.
Het was nooit aan ons de keus geweest om in de wereld te zijn geworpen. Dat ik niet alleen een subject ben, maar dat iedereen een subject is, hoewel deze functie nooit zichtbaar tot zijn recht komt.
Zo meende ik eerst dat ik de mens zelf verafschuwde vanwege zijn objectivisering van de zelf.
Vervolgens stemde ik hiermee in en ging ik mezelf proberen objectiviseren, wat in hield dat je weigert om je eigen leven in te vullen, maar dat je jezelf bloot legt voor de wereld om te doen met je wat ze willen. Door daarbij passief te zijn in je existentie in plaats van actief en zelfbewust van elke handeling de consequenties te aanvaarden.
Oftewel stoppen met mens zijn.
Hoe hard ik toentertijd om te kunnen krioelen tussen de anderen, mijn poten waren enkel armen die konden grijpen naar een pen om de frustratie weg te schrijven.
Poëtisch braaksel noem ik dit ook wel.
Ja, ik merkte dat ik gek, gestoord, krankzinnig was, maar dat veranderde weinig aan hoe de realiteit op zichzelf was.
Alcohol kon deze fase verdrinken, maar het veranderde nog steeds weinig aan de realiteit.
Want zodra het eerste omhulsel gekraakt was (dacht je) van je medemens, wist je bij god niet welk van de twee lichamen de persoon was die zichzelf in de wereld positioneerde.
Sterker nog, weet de medemens zelf wel welk van de twee hij is of zijn ze allebei twee kanten van een mes waarmee ze in hun vleselijk bestaan snijden?
Nee het leven is niet lijden door andere mensen.
Het was lijden door de schijn van andere mensen, die zich bewogen van het mens zijn naar het dier-zijn, waarbij ze zekerheid verwierven over hun bestaan, maar steeds minder mens werden met deze dodelijk beslissing.
Had Nietzsche ooit gezegd dat God dood was, dat wij Hem hebben gedood, dan kan ik nu mededelen dat die kruistocht nooit is opgehouden, maar enkel is opgeschoven naar het uitmoorden van de mens.
De mens is stervende en dat hebben wij gedaan.
En de vraag over het nog te redden is nog maar de vraag, omdat ik me afvraag of we ooit mens waren geweest.
Het doorbreken van de pantsers zegt weinig over de echtheid van de binnenkant, waarbij de binnenkant twee kanten van dezelfde munt kunnen zijn.
En zoals ik, hebben velen onzekerheden in het leven, die ze verbergen met deze dubbelzinnigheid.
Wie ben ik echt? Wat wil ik eigenlijk? Ben ik momenteel niet gewoon een marionet die, zodra het losgeknipt wordt van de poppenspeler, uit pure wanhoop en ongemakkelijkheid zal proberen om de touwen aan elkaar vast te knopen? Wil ik keuzes maken en vrij zijn of wil ik in de zogenaamde structuur leven die ik tot vanzelfsprekend heb gemaakt, maar die wel mij een begin en eindpunt geeft in het leven?
Voor mij lijken de pantsers van de insectenlichamen waarin we onszelf opsluiten af te vallen.
Er is geen objectieve houvast, enkel de illusie van structuur in wat in onze categoriserende ogen lijkt op structuur.
Dit creëert wat ik aanduidt met het begrip neo-solipsisme. Dit is een stroming dat aansluit bij het filosofisch scepticisme, dat je nergens helemaal zeker over kan zijn.
Dit komt voort uit het idee dat niemand in de objectieve wereld leeft, maar in zijn eigen geest.
De objectieve wereld treedt door het subjectief filtertje heen en construeert hem op deze wijze. Dit toont aan dat de mens alles wat hij uit zijn omgeving haalt om zichzelf te construeren nooit waarneemt als Ding an sich, maar altijd als een Ding für sich.
Ieders leven is op die wijze geconstrueerd op indrukken, schijnen van de werkelijkheid.
Deze verschijnen zullen ook nooit en te nimmer zijn geest verlaten, maar in de bewegingsruimte van zijn vrijheid de invulling vormen voor de latere keuzes die hij zal maken in het leven.
Op die wijze leeft hij nooit in de wereld, maar altijd in zichzelf. In zijn eigen wereld.



Losse Gedachtes #1

In het leven is er niks wat enger en meer intimiderend is dan jezelf de wereld in te werpen en te kijken wat de reacties zullen zijn op jouw positie.
Niet alleen brengt het heel veel onzekerheid met zich mee, maar de dood die als een geduldige vriend op je wacht, doet mij des te meer realiseren hoe weinig tijd ik heb om mezelf te realiseren.
Daarnaast word ik diep ongelukkig van de tijdsnood, die mij dwingt tot handelen en daarentegen de omgeving die je maar in bepaalde richtingen duwt, de illusie gevend dat je enige mate van vrijheid bezit.

Kafka heeft ooit het volgende gezegd: ‘’I have the true feeling of myself when I am unbearably happy unhappy.’’

Waarin begrip voor de omgeving uitmondde in diepe droefenis wegens bedrukking en machteloosheid, maar daarnaast de noodzaak van de wisselwerking waarbij je je eigen vrijheid moet invullen en deze machteloosheid ter hand moet nemen.
Dacht ik eens de begripvolle zuster te zijn uit zijn Metamorfose, was ik eigenlijk het ongedierte zelve te midden van andere ongedierte, die of niet bewustzijn van hun insect-zijn of het wensen te negeren.
Ze krioelen en naderen mij, wanneer ze kwijlend langs en over elkaar heen kruipen.
Wanneer hun takvormige armen verstrengeld raken in elkaar om een paringsdans of iets in die trant voor te stellen, kauw ik op mijn eigen armen, niet in staat om ook maar de illusie op te kunnen wekken mijn lichaamstemperatuur aan de ander aan te passen.
Zo ook zit ik opgesloten in mijn insectenpantser van diep ongeluk.
Nu en dan steek ik mijn hoofd naar buiten, maar de geur van de over elkaar wrijvende schilden branden mij in de neus.
Durf ik toch mijn intrede te doen in hun insectenlegioen, dan is hun eigen gedaante diep verborgen.

Onlangs was er echter sprake van een gesprek, die, zo dierlijk als ik toen was, werd uitgelokt met snoep en verwennerij.
En naarmate onze kelen niet enkel gezoem en gepiep lieten horen, maar menselijk geluid, zo scheen het dat ik een glimp van menselijkheid had gezien in de ander.
Zowaar lukte het mij om kilo’s lichter te worden, na uit het verduvelde insectenpak gestapt te zijn.
Mijn onwennige keel deed pijn door de frisse buitenlucht die nieuw leven in mij blies.
Met nieuwe ogen keek ik de wereld tegemoet en ik voelde de warmte van andermans blik door mijn schedel dringen en opvlammen in het binnenste van mijn breinmassa.
Het eerste wat ik uit kon brengen was: ‘’La vie, c’est pas souffrir.’’
Mijn zintuigen dwaalden meteen af naar de koude pantsers die zich een weg baanden om en door elkaar heen.
En zo werd de vlam in mij des te groter om de pantsers te doen verbrijzelen.
En zo deed ik dat ook.
Ze kraspten heerlijk open als knarsende herfstbladeren op een koude oktoberdag.
En op dat moment knapte er ook iets in mij.

De dubbelzinnigheid van het bestaan werd me opeens duidelijk en met elk gebroken insectenhuid werd de dubbelzinnigheid groter en scherper dan ooit.
Er was op dit moment niks moeilijker dan door iemand heen te kijken en te begrijpen dat ook zij zoals jij in massale groepen de wereld in waren geworpen, gedwongen om te leven.

‘’In elk mens heeft ooit een levenskunstenaar gezeten,’’ gonsde er door mijn hoofd,
maar zonder het zelf te weten beschermde ze zichzelf voor henzelf.’’ maakte ik de zin hardop af.
Gebroken en in diggelen was men naakt.
De ogen werden afgewend en ze beschermden met hun handen de roosgekleurde gezichtsuitdrukkingen.

De mens is volwassen geworden.


Parodie Sociaal-Realisme op Gorki

De leerling

Door: De Bittere

Gebukt onder misère met zijn ogen geworpen op de grijze hemel sjokt onze held richting huis om dezelfde maaltijd te nuttigen als de afgelopen drie dagen. 
De spieren stijf van slaaptekort en de vingers vies van de as en het roet sluit hij dicht tegen de groep somber kijkende leerlingen aan. Hun schouders hangen omlaag, diep in de kragen verscholen en met zware tred verzetten ze de ene voet na de andere hierbij een diep spoor achterlatend in de grijze natte sneeuw.
De school braakt met veel stoom de leerlingen uit, die na hun machinale functie vervuld te hebben terugkeren om de volgende dagen deze functie opnieuw te vervullen. 
Geïrriteerd en minachtend gebrom is te horen te midden van de leerlingen, nadat ze hun hoofden wegdraaien van de laatste bel, die scherp te horen is als indicatie van hun tijdelijke vrijheid.
De dag is voorbij en de zon gaat langzamerhand onder en terwijl dit gebeurt verandert het geïrriteerde gebrom in warm geroezemoes.
De schoolbanken hebben de energie van onze scholieren weggezogen en met bezwete voorhoofden tonen ze blijmoedig en hongerig elkaar hun glimmende tanden druipend van het kwijl. Het avondmaal kan genuttigd worden.
Na vele jaren intensieve arbeid, hebben de meesten scholieren er vrede mee gesloten dat er geen ontkomen aan de zware onderdrukking van de docenten is en dat elke stap die ze nemen om de dag tot een eind te brengen, een stap dichter bij het graf is.
Op enkele dagen echter, wordt de met Axe volgespoten mannenkleding vervangen door een net pak en krijgen de vrouwelijke scholieren de gelegenheid om hun haar los en charmant krullend te dragen.
De jaren in de schoolbanken hebben onze held beroofd van zijn eetlust en zin tot drank, maar wanneer die lust eenmaal werd aangewakkerd door de soms gunstig gezinde docenten, dan konden de scholieren de door woede brandende magen blussen met alcohol op eindfeesten.
Andere dagen, buiten de school om spreken de leerlingen op serieuze toon met elkaar. Nooit afwijkend van de cijfers en datgene wat zich het meest prominent manifesteert in hun bestaan: de fysieke inspanning die dag in dag uit geleverd moet worden aan de grootbuikige schooleigenaren.
Zelden doorbreekt een glimlach hun monotone manier van spreken. En wanneer dit gebeurt, is het de agressie die zich thuis afspeelt tegen de jongere broer of zus dan wel de ouders die het wagen te vragen hoe hun dag was.
En deze levenswijze volgt de volgende generatie als een schaduw achterna, onlosmakelijk verbonden met henzelf.
En na zo vijfenzestig jaar geleefd te hebben, sterft men de gelukkige scholierendood.
Zo ook zou onze held geleefd hebben, als trouwste werker van de school.
Hij is het knapst, het sterkt en het meest intelligent. Desondanks in zichzelf gekeerd en respectloos tegenover elk gezag. 
Zo gebeurt het op een dag dat hij toevalligerwijs een humeurige medescholiere tegenkomt die een snauwende opmerking maakt betreffende zijn kledingdracht.
Scherp en oneerbiedig als hij is, bijt hij deze nors kijkende dame van zich af, maar waarvan hij zich niet los weet te wrikken. is het idee van de onderdrukking dat hem is aangepraat.
Zie je, vroeg hij zo zichzelf, het is niet alleen ik die zo gekleed is en gebukt gaat onder het regime van de school. Het is het ook de medescholiere zelve die haar frustratie uit door haar tekort aan voldoening, aangezien iedereen en allen hetzelfde is gekleed. In de Abercrombie en Fitch mode.
En zo valt hem de ene nors kijkende scholier op na de ander, de scholieren die als een groep wolven klaar zijn om het gezag omver te werpen.
Onze held weet vanaf dit moment wat hem te doen staat.
Hij zal  zich ontrukken aan de schaduw die hem als achttien jaar lang volgt. Deze keer zal hij de school tonen wat het betekent om gezamenlijk het goud te onttrekken van de leraren en als een gezamenlijk genootschap erboven op te zitten.
Zo is er een vuur in hem aangewakkerd, waarna hij zich een weg baant door de dikke pak sneeuw en met gestrekte armen tot de grijze hemel roept:
‘Kameraden. . .’ hij is nog maar net begonnen met zijn zin of de medescholieren pakken hun mobiele telefoons om het spektakel te filmen.
De moed zakte hem in de schoenen en hij laat zijn schouders zuchtend omlaag hangen, diep in de kraag verscholen en met zware tred verzet hij zijn ene voet na de andere, hierbij een diep spoor achterlatend in de grijze natte sneeuw.