Addicted
Oh sweet memories
How I crave to put my lips around you
To have a tender moment of bliss where we coincide to one existing being
Where with a deep sigh you become part of me
Ah, lovely drugs!
Deep mind twisting ecstacy
Muse of my mind. Though destroyed of my body!
Slender...
Tender....
Temptation....
Frustration
Presenting yourself in a dual existence for me to be in a constant internal battle
My dear, lovely, homicidal femme fatale!
Search This Blog
Friday, 13 May 2016
Tuesday, 10 May 2016
Reflectie Foucault: De Positie van de Mens in het Poststructuralisme
Reflectie Foucault: De Positie van de Mens in het Poststructuralisme
Verhouding Foucault met het existentialisme
Stelling: De mens is het primaat in het subject denken
De mens zit in een vreemde positie sinds de ingang van de hedendaagse filosofie. De mens heeft zijn vermogen verloren om tot objectieve epistemologie te komen, waarin het subject volledig capabel was om tot onfeilbare kennis te komen. De opvatting, die men omtrent het subject had, was gericht op het subject als primaat, die de werkelijkheid volledig tot zich kon nemen in zelfevidente noties. Een voorbeeld van het subject als primaat is de filosofie van Descartes, die met zijn subjects denken het begin van de moderne filosofie inluidt. Dit betekent dat Descartes met zijn ´´cogito ergo sum´´ meent te zeggen dat de eerste zekerheid, de zekerheid is van een existerend Ik. Omdat deze Ik zeker is van zijn existentie, kan het op die manier ook tot andere zelfevidente noties komen, aangezien het Ik dat vermogen heeft om de werkelijkheid te begrijpen. Het Ik vormt het fundament om het subject-object relatie te kunnen te vormen. Echter, er vindt een breuk plaats bij de Marx, Freud en Nietzsche, omdat zij zeggen dat het niet zo is dat er een Ik of Subject is waaromheen de werkelijkheid geconcentreerd is. Het subject is namelijk gestuurd door krachten die buiten zijn bewustzijn liggen. De breuk zorgt ervoor dat er een nieuwe opvatting ontstaat, die het best samengevat kan worden in de woorden van Freud: ‘’Geen baas te zijn in eigen huis.’’ (Antoon Braeckman, Wijsbegeerte, p. 155, 2013)
En dit is precies waarin de Franse poststructuralist Michel Foucault (Poitiers, 15 oktober 1926 - Parijs, 25 juni 1984) zijn intrede doet. Nu er een breuk is ontstaan tussen twee periodes in de filosofie rondom het subjects denken, is er ook ruimte vrij om vragen te kunnen stellen. Waar gaan we nu heen? Wat is de positie van het subject nu tegenover het object? De essentie van zijn zoektocht is als volgt:
‘’Men moet niet meer zoeken naar de voorwaarden die het subjekt kreëert, maar naar de voorwaarden waaronder het zelf wordt gekreëerd. De traditionele vraagstelling moet worden omgekeerd.’’ (Michel Foucault, Qu’est-ce qu’un auteur?, p.95, 1969)
Foucault erkent dus dat de mens niet meer het primaat heeft wat de epistemologie betreft; de mens is nu namelijk veranderd naar object, dat gevormd wordt door de omgeving. Hierdoor is de mens zelf ook object geworden, dat aan onderzoek onderworpen kan worden in de menswetenschappen. De mens is hierdoor in een nieuwe positie gekomen, waarin het zowel subject als object kan zijn in de wetenschappen. Deze dubbelzinnigheid omtrent de positie van de mens in de wereld is gebaseerd op Nietzsche, aangezien hij de onderliggende drijfveren van de mens benoemt. De wil tot macht is wat ons aanstuurt en daar hebben wij geen controle over. Foucault is geïnspireerd door Nietzsche en kan om die reden ook neo-Nietzscheaan genoemd worden. Ook Foucault keert zich namelijk tegen de vergoddelijking van de mens en daarmee ook tegen het subjects denken.
‘’Ik bedoel daarmee niet de dood van God, maar de dood van het Subjekt, met een hoofdletter. (…) Het is niet soeverein, maar afhankelijk.’’ (J.M. Palmer, La naissance d’un monde. Entretien avec Michel Foucault, p. 8, 1969)
In de tekst, die gelezen moest worden, wordt er aan het begin geadresseerd aan Sartre, die bepalend was voor het Franse denken vanwege zijn ontwikkeling van het existentialisme. In het existentialisme heeft de mens nog steeds de primaat. Hij wordt begrepen als subject met de wereld als speelveld, waarin het middels de gedwongen vrijheid zichzelf een essentie moet toeschrijven door keuzes te maken.
‘’(….) ‘’existentialism’’ is a doctrine that makes human life possible and also affirms that every truth hand every action imply an environment and a human subjectivity.’’ (Jean-Paul Sartre, Existentialism is a Humanism, p. 18, 2007)
Waarom haal ik Sartre erbij? Dat is omdat Sartre met het subject als primaat weer teruggrijpt op het modern subjectsbegrip, waar Foucault zich vanaf probeert te zetten. Foucault zet namelijk in zijn filosofie de decentrering van het subject voort. De vraag die aan Foucault gesteld kan worden is: ‘’Wat komt er eerder? De structuren of het Subject?’’
Sartre kan terecht kritiek leveren op Foucault vanuit het existentialisme, omdat het existentialisme met gerechtvaardigde redenen ervan uitgaat dat het Subject het primaat heeft.
Foucault gaat ervan uit dat de mens a priori gestructureerd is. Dat wil zeggen, dat de mens in structuren geplaats is. Het subject ontkent hij om die reden ook, omdat Foucault ook uitgaat van de decentrering van het subject.
Sartre legt echter het zwaartepunt op het subject. Het maakt volgens hem immers niet uit of het subject in structuren geworpen wordt, het gaat erom hoe het subject zich realiseert binnenin die structuren. Daar is de mens vervolgens wel radicaal vrij in en de keuzevrijheid die de mens ondergaat is niet iets wat door structuren alleen bepaald kan worden. Sartre meent daarom ook dat Foucault negeert hoe capabel het subject toch is.
‘’Het gaat er niet om wat men van het subjekt maakt, maar wat het subjekt maakt uit datgene wat men van hem heeft gemaakt.’’ (B. Pingaud, Jean-Paul Sartre antwortet (interview), p.212, 1967)
In conclusie is het dus weliswaar zo dat Foucault veel heeft bijgedragen aan de hedendaagse filosofie door de subject-object relatie te willen begrijpen van de mens in de wereld en wanneer je van kennis kan spreken, maar tegelijkertijd heeft hij door de radicale ontkenning van het subject ervoor gezorgd dat de mens gereduceerd lijkt te zijn tot de structuren waarin het zich bevindt.
Hij heeft daardoor wel de epistemologische structuren erkend, die verwisselbaar zijn door de geschiedenis heen, maar heeft daarmee nog niet de mens als subject op zich geanalyseerd, wat het wel verdient als je de kritiek van Sartre leest.
Al met al is de reductie die plaatsvindt bij Foucault te radicaal om de integriteit en de vrijheid van de mens te kunnen waarborgen, die nagaande de kritiek van Sartre, wel realiseerbaar zou moeten zijn in zijn filosofie.
Wednesday, 4 May 2016
Reflectie op Feminisme in het Midden-Oosten
Zoals wij weten is vrouwenonderdrukking een groot
probleem in het Midden Oosten. Reacties daarop vanuit het Westerse ideaal van
gelijkheid zijn echter niet afdoende om de problemen aldaar op te lossen. Dat
heeft te maken met de aard en oorsprong van die onderdrukking. Ik zal dat
duidelijk proberen te maken aan de hand van de situatie in Afghanistan, waar
dit probleem het sterkste speelt. Ik zal beginnen door te schetsen welke
ontwikkeling het Westen heeft doorgemaakt ten aanzien van de positie van de
vrouw. . Vervolgens wil ik van daaruit tonen welke misvattingen bestaan omtrent de mogelijkheid van een feministische revolutie in , in dit geval,
Afghanistan. Het doel is om te illustreren dat er meer aandacht besteed moet
worden aan historisch relativisme om zo tot beter resultaat te komen ten aanzien van vrouwenrechten op
globaal niveau.
Het feministisch model van gelijkheid waar wij nu bekend
mee zijn is geworteld in de geschiedenis
van de Westerse beschaving. De eerste
prominente verschijnselen ervan kunnen gezien worden tijdens de Industriële
Revolutie. Gedurende deze tijd waren vrouwen immers bezig met het behalen van
hun stemrecht. Het sociale bewustzijn
was namelijk veranderd onder invloed van de democratisering van de maatschappij.
Het streven naar
gelijkheid is iets wat zich manifesteerde in de Verlichting met name dankzij de
Franse Revolutie, waar gelijkheid een van de drie idealen is waar men voor
streed. Dit zette zich voort in de Industriële Revolutie, waar vrouwen zichzelf
moesten inzetten in de fabrieken om te kunnen bijdragen aan het inkomen. De
feministen die daaruit voortkwamen waren
vrouwen uit de middenklasse, die geen keus hadden, behalve te werken om te
ontsnappen aan de heersende armoede. De Industriële Revolutie is zo belangrijk
in de geschiedenis, omdat de mentaliteit rondom de seksen ter discussie werd
gesteld. De wisseling die daar optreed komt voort vanuit het besef dat vrouwen
veel van dezelfde capaciteiten bezaten als mannen, omdat de sociale situatie ze
ertoe dwong om zich in bepaalde opzichten als ‘’De Man’’ te gedragen. Vrouwen
die inderdaad hetzelfde werk konden verrichten als mannen waren bewijs genoeg
om ervan uit te gaan dat de discriminatie op basis van geslacht puur onzin was.
Niet alleen in het arbeidersleven overigens, maar ook de opkomende democratisering
toonde aan dat vrouwen ook op psychologisch niveau weinig verschilden van
mannen.
In de Twintigste Eeuw werd dit beeld van gelijkheid
verder ontwikkeld totdat het in de jaren 60 weer een golf veroorzaakte middels de
invloed die de existentialisten uitoefenden op West-Europa. De hoofdfiguur
hierin was Simone de Beauvoir, die in haar ‘De Tweede Sexe’ pleitte voor de gelijkheid
van vrouwen. Het hoofdthema was dat de klassieke rol van de vrouw berust op
dogmatiek. Het ligt niet in de essentie van een vrouw besloten om zich op een
bepaalde manier te gedragen. Dit is volgens haar door de eeuwen heen een
misvatting geweest, wat nergens op gebaseerd is. In elk hoofdstuk valt ze een
dogma aan en verklaart ten slotte dat vrouwen tot vrouw gemaakt zijn en niet
als vrouw zijn geboren.
De ontwikkeling omtrent feminisme heeft in de hedendaagse
cultuur ertoe geleid dat het merendeel van de feministen nog steeds het
Beauvoiriaanse principe aanhangt. Namelijk dat veel van de eigenschappen die
traditioneel als ‘’vrouwelijk’’ worden gezien in wezen onzinnig zijn.
Deze filosofie van het feminisme is niet zomaar ontstaan,
maar komt voort uit een lange complexe geschiedenis, waarin de vrouw constant
in een strijd tegen zichzelf en de maatschappij was. Ik vat de geschiedenis
even kort samen om aan te tonen welke dialectiek zich afspeelde voordat we bij De
Beauvoir’s gelijkheidsideaal konden uitkomen.
Het is overigens belangrijk om in je achterhoofd te
houden dat wanneer je de Westerse filosofie benadert, je altijd te maken heb
met een gevolgen van het christelijke denken. Dit is cruciaal, omdat de
christelijke achtergrond van de filosofie iets is wat als een rode draad
telkens terugkeert in het Westerse denken. Westerse filosofie staat altijd in
verhouding tot Christendom, of het nu samenkomt met het christelijke denken of
het zich ervan afzet, het is belangrijk om te weten dat al het denken dat volgt
op de opkomst van het Christendom, bestaat in verhouding tot het christelijke
denken.
De eerste bewegingen van het feminisme in het westen zijn
moeilijk exact te markeren, omdat de geschiedenis altijd mooi in hokjes aan ons
gepresenteerd wordt, terwijl dit in feite interpretatie is dat pas achteraf
plaatsvindt. De werkelijkheid zelf is chaotisch, meerdere visies komen samen en
je kan niet een groep complexe individuen tot een tijdsgeest samenpersen, omdat
je ze dan tekort schiet met betrekking tot hun denken. Dit moet je in
beschouwing nemen, wanneer je een methode van denken wilt toepassen op een
andere maatschappij. De complexiteit waarmee de geschiedenis zich voltrekt is
niet iets waar wij grip op hebben, de interpretatie wel. Deze interpretatie is
geen reële weergave van de werkelijkheid echter, maar eentje die we kunnen
gebruiken om grip te krijgen op de werkelijkheid. Neem je dit niet mee in je
beschouwing, dan ben je naïef in je denken, omdat je dan als moderne feminist
meent dat je de stappen die door geschiedenis heen zijn gemaakt in het Westen‘’enkel’’
hoeft over de dragen naar het Oosten en dat op mechanische wijze de
modernisering zich vanzelf voltrekt.
Verder is het noodzakelijk te weten dat omdat het
Westerse denken zich verhoudt tot het christelijke denken, er veel nadruk ligt
op transcendentie. Vanaf Plato, die zaden plantte die later zich zouden
ontpoppen tot het christendom tot aan de existentialisten, lag de nadruk altijd
op het idee dat je jezelf moest overstijgen.
In de Plato’s filosofie, waarin de Ideeënwereld centraal
staat is dit concept van transcendentie letterlijk genomen, waarbij je jezelf
los moet koppelen van het aardse naar het hogere, het pure denken, wat losstaat
van de lagere werkelijkheid.
Aristoteles zet dit voort door te zeggen dat de mens per
definitie zijn essentie in het denken terugvindt. ‘’Animal rationale’’, noemt
hij het. Een denkend dier. Het denken is hoger en onderscheidt ons van de rest
van de dieren; het is onze natuur en we behoren dit vermogen te gebruiken.
In de Middeleeuwse filosofie draait het voornamelijk in
het zoeken naar verklaringen voor de verhoudingen tussen mens en God, totdat in
de Renaissance men weer teruggrijpt naar het klassieke denken.
De mens is dan wel meer gericht op het leven hier en nu
op aarde, maar de filosofen die daaruit voortkomen zijn nog steeds filosofen
die zich bezighouden met het systematiseren van de werkelijkheid. Denk aan
Descartes en Kant, die doordat ze geloven in het systematiseren van de
werkelijkheid, er een bepaalde mate van perfectie aan toeschrijven, waar wij
als rationeel wezen toegang toe hebben.
Zelfs de breuk met de Verlichting richting de Romantiek
draagt nog steeds het aspect van jezelf transcenderen. Een goed voorbeeld
hiervan is de filosofie van Nietzsche, die pleit voor de Übermensch of
Kierkegaard, die de drie levenshoudingen onderscheidt, waar je als mens
doorheen moet.
Al met al is er altijd een bepaald streefdoel dat behaald
dient te worden, wat niet in ons ligt, door een soort innerlijke ontvouwing
naar iets buiten ons op weg is. Het is die constante duw van de vorige these
naar de antithese, waarbij je tevreden bent met de synthese totdat je weer in
rebellie komt tegen de tijdsgeest. Die beweging is de geschiedenis van de
Westerse filosofie. Het Westerse denken is jezelf afzetten van een tijdsgeest
naar de volgende in een constante rebellie tegen jezelf middels je omgeving.
Hieruit vormt de individu; in de strijd tegen het zelf vormt zich het zelf keer
op keer in een andere gedaante.
Kan je dit soort achtergrondinformatie negeren en zomaar
je gang gaan en de highlights van een geschiedenis toepassen op een totaal
andere cultuur, die een totaal andere ontwikkeling doormaakt met een totaal
andere tijdsgeest?
Nee. Dat is naïef en kortzichtig. Je kunt niet de
conclusies van de Westerse opvattingen rondom het feminisme nemen en dat op een
cultuur plakken die totaal de mentale voorbereiding mist om die opvatting van
het feminisme te accepteren. Als we naar het feminisme van het Westen kijken,
met die kennis in je achterhoofd, dan zal je ook inzien dat de Westerse ideeën
rondom het vrouwbeeld zijn ontstaan uit die constante drijf tegen de
tijdsgeest, richting iets buiten het zelf, op een hoger niveau.
Ik neem dan de Renaissance als voorbeeld, waarin vrouwen
in de kunst opeens een nieuwe positie kregen. Vrouwen werden bloot afgebeeld,
naar het model van de Romeins-Griekse cultuur. Deze beweging is zo uitermate
cruciaal, omdat het toont hoe de vrouwbeeld van een Middeleeuwse gesluierde
maatschappij, naar een meer aardse opvatting ging.
De Maria werd vervangen door de Venus. De vrouw werd
bloot afgebeeld, met als achterliggende idee dat ze mooi was, dat ze begeerlijk
was. In de huidige maatschappij kan men dit als objectificatie opvatten, maar
daarvoor moet proberen om uit de eigen tijdsgeest te stappen en eventjes de
overgang tussen die twee periodes op zichzelf te analyseren. De vrouw werd
omarmd voor het vrouw-zijn, ze werd vleselijk, ze werd iets wat getoond moest
worden, iets wat noodzakelijk was voor het leven op aarde.
Deze fase heeft nog steeds niet plaatsgevonden in het
Midden-Oosten en dan spreek ikzelf over Afghanistan, omdat ik daar het meest
bekend mee ben. Het is nog steeds schande het vrouw-zijn te omarmen, laat staan
jezelf tegen de traditionele beeld van ‘’de Vrouw’’ af te zetten zoals de
Beauvoir en haar volgelingen doen om vervolgens gelijkheid te eisen.
De Afghaanse cultuur kampt met een ander probleem rondom
het feminisme en moet ook totaal anders benaderd worden. Gezien de geschiedenis
van Afghanistan is het ook onzinnig om de Westerse opvatting van het feminisme
toe te passen, omdat de onderdrukking die daar plaatsvindt juist ten dele
datgene is waar De Beauvoir en de hedendaagse feministen voor pleiten.
De vrouwen worden daar juist ontdaan van de traditioneel
vrouwelijke eigenschappen, zoals schoonheid, zachtheid, compassie, geduld,
begrip en verdraagzaamheid om er een paar te noemen. Ook zijn de
sociaal-culturele problemen die voortkomen in Afghanistan gestoeld op andere
oorzaken. Afghanistan heeft geen Verlichting doorgemaakt en het
gelijkheidsideaal dat kort aanwezig was tijdens de inval van de Sovjet-Unie is
al snel vergeten met de komst van de islamitische regering.
Het onteigenen van de vrouwelijkheid heeft geen positieve
werking overigens, omdat daarmee de vrouw nog meer misvormd gemaakt wordt dan
het is.
Noch man, noch vrouw, leeft het daar als iets wat geen
van beide is. Te misvormd om man te zijn, maar wel met het verlangen en Hij te
worden. Ontrukt van het vrouw zijn, waardoor daarin ook geen ontplooiing
mogelijk is. Onzijdig wellicht.
Erger nog, die eigenschappen, die als vrouwelijk gezien
worden, raken verloren door de sociale omstandigheden of worden onderdrukt door
de omgeving.
Gesluierd, de haren in een rommelige knot, kleren die
alles bedekken zorgen ervoor dat alles wat ook maar een beetje duidt op de
anatomie van de vrouw non-existent worden.
Gemutileerd in hun vrouwelijkheid kunnen de vrouwen alleen
nog maar streven zichzelf te vermannelijken. Vanaf het moment dat ze geboren
zijn, zijn ze enkel een object van de maatschappij en hun families, die schande
kunnen brengen, wanneer ze ook iets van hun vrouwelijke kant laten zien. Dat
wil zeggen bijvoorbeeld het verlangen naar seks, het verlangen naar mooier
zijn, het verlangen bemind te worden, het verlangen je emoties te uiten, het
verlangen vrij rond te lopen. Met andere woorden, het verlangen om jezelf in de
wereld te kunnen zetten met de intentie je eigen je individualisme te tonen. Met
vermannelijken bedoel ik niet in de zin dat de vrouwen ook tot mannen gemaakt
worden, maar dat mannen dermate hoog in aanzien staan dat er bij vrouwen het
verlangen gewekt worden om mannelijk te willen zijn; een afschuw richting alles
wat vrouwelijk is. Zondig, vies, laag, nutteloos, waardeloos is vrouw zijn. Vrouwen
kunnen of zichzelf haten voor het feit dat ze als vrouw zijn geboren, of de
patriarchen haten voor wat ze in de maatschappij teweegbrengen. Het laatste is
het lastigst, omdat je van jongs af aan al in de opvoeding een beweging wordt
gemaakt richting bewondering voor het mannelijke. Zij zijn immers degene die
werken, die hun ouders zullen opvangen, die vrij over straat kunnen (vergeet
niet dat we met een islamitisch land te maken hebben), ze kunnen weinig doen
wat onterend is voor de familie, ze kosten minder geld en ze leveren meer op.
De eerste reactie die gegeven wordt zodra men te horen
krijgt dat er een meisje is geboren is zuchten. Wat zegt dat wat wel niet over
hun maatschappij?
‘’De vrouw wordt
opgesloten in de keuken en vervolgens verweten dat haar horizon gelimiteerd is.
Haar vleugels worden eraf geknipt en men veracht haar dat ze niet kan
vliegen.’’
-Simone de Beauvoir, De Tweede Sekse
Met vrouwelijk bedoel ik overigens vrouwelijk zoals in de
klassieke traditie. Zoals terug te vinden is in Perzische poëzie en het
postmodernisme, waar vrouwelijke dichters zoals Forough Farokhzad pleitten voor
de uiting van het vrouw zijn. Vrouwen en mannen werden als ongelijk gezien,
maar daar zat geen schaamte in, omdat beide seksen in hun individualisme
compleet waren in zichzelf, onafhankelijk van de ander. Vrouw zijn staat voor
vruchtbaarheid, zachtheid, schoonheid, emoties, natuur, ontvangend en
verdraagzaam.
Het idee dat vrouwen en mannen gelijk moeten zijn in de
ogen van de wet is zelfevident en daar pleit ik volledig voor, maar het
probleem is juist dat in Afghanistan de vrouwen gedwongen worden te
transcenderen de ander te zijn met als achterliggende gedachte dat hun
vrouwelijkheid iets is om je voor te schamen.
Er wordt gezegd dat in andere landen zoals Iran en Egypte
het feminisme ontwikkelend is, in Saudi-Arabië mogen vrouwen autorijden
bijvoorbeeld. Dit is mooi, maar niet representatief. De reden hiertoe is dat
dat de discriminatie onderling gaande in die landen gesmoord wordt doordat
mensen een iets grotere gevoel van eenheid ervaren dan in Afghanistan. Ook taal
en religie spelen een rol, want het is in bijvoorbeeld Egypte makkelijker voor vrouwen om grotere saamhorigheid te
ervaren. Dit mist in Afghanistan. De vrouwen in Afghanistan zijn een
bijvoeglijk naamwoord.
Bijvoeglijk aan hun man, aan hun familie, hun taal, hun
religie, hun cultuur, hun omgeving. Pas wanneer het idee van individualisme
naar voren komt is het mogelijk om die gezamenlijk met andere individuen een
groepsverband te beginnen tegen vrouwenonderdrukking.
Door deze genoemde problemen is het nu beter te begrijpen
waarom de vrouwen daar zoveel moeite hebben om zichzelf te ontrukken aan de
onderdrukking in de eerste plaats.
Het idee dat de vrouwen op Beauvoiriaanse manier naar
gelijkheid moeten streven is absurd.
De Beauvoir heeft haar feministische principes
geïntroduceerd aan de maatschappij van haar tijdsgeest. Ik heb net met mijn
beschrijving van de geschiedenis aangetoond dat bepaalde idealen niet zomaar
uit de lucht komen vallen, maar dat ze de som vormen van een reeks van
ontwikkelingen die voor onze geboorte de weg hebben vrijgemaakt om deze
opvattingen te kunnen hebben. De wereld van De Beauvoir was er mentaal beter op
voorbereid. Gelijkheid was al iets wat sinds de Franse Revoluties zijn intrede
had gedaan. Het was bijna onvermijdelijk dat na de industrialisatie van
West-Europa en na het verwerven van stemrecht voor de vrouw, op een gegeven
moment een filosofie moest komen die volledige gelijkheid eiste.
Wat het Westerse feminisme echter wil is dit zomaar
spontaan op het Oosten toepassen. Daar komt het wel uit de lucht vallen, omdat
die mentale voorbereiding er nooit is geweest. Het forceren heeft geen zin,
omdat je geen overeenstemming bereikt. Niet in de zin dat je gelijk wordt
gegeven, maar dat überhaupt de ander begrijpt waar je het over hebt.
Zonder die mentale voorbereiding die de geschiedenis ons
heeft gegeven, heeft het geen zin om ook maar een poging naar volledige
gelijkheid te maken, omdat niemand begrijpt waar je het over hebt.
Dit is de belangrijkste reden waarom het Westerse model
van het feminisme niet toegepast kan worden in Afghanistan. De vrouw moet eerst nog uit de Middeleeuwen gehaald worden
richting de Verlichting om in eerste
instantie niet het vrouw zijn op zich als zondig te zien, maar om überhaupt haar
menselijkheid te omarmen.
Wat kan de maatschappij in Afghanistan doen om dit
probleem op te lossen? Allereerst ben ik van mening dathet niet enkel de schuld
is van de maatschappij, maar ook ten delen aan de vrouwen zelf te wijten is. Het
is weliswaar niet hun schuld dat ze in een bepaalde maatschappij opgroeien,
maar waar ik ze wel van beschuldig is dat ze geen respect hebben voor zichzelf
als mens, want dat is niet iets wat je van buitenaf opgelegd kan krijgen. Het
feit dat de vrouwen geen besef hebben van eigen verantwoordelijkheid is geen
absurditeit, wanneer je je leven lang gedragen wordt door je omgeving. Echter,
die verantwoordelijkheid behoort erkend te worden om volwaardig mens te zijn.
Om uit die eeuwige kinderlijke mentaliteit te treden, waarin je omgeving je
ontwikkeling bepaalt. Dat besef wat in de Industriële Revolutie zo goed tot
uiting kwam, is er nog niet in Afghanistan. Vrouwen zijn volwassen kinderen van
de patriarchen.
Ik geef overigens toe dat het helemaal niet zo makkelijk
is om daaruit te stappen. De feministische revolutie is iets wat eeuwen duurt
om doorgevoerd te worden, maar de eerste stap is wel om in te zien dat je het
vermogen hebt om te kunnen handelen, om in te kunnen zien dat je een individu
bent dat in staat is verandering langzamerhand door te voeren. Doe je dit niet,
dan vergooi je je individualisme en laat je je dragen door de maatschappij
omtrent de keuzes die over jou gemaakt worden. Je vergooit je verantwoordelijkheid
en je vermogen tot denken.
Een groot deel van de discriminatie komt immers ook voort
uit vrouwen zelf, die dat dagelijks toepassen op hun dochters, familieleden,
buurvrouwen en meisjes op straat.
De transcendentie van de vrouw daar moet niet gericht
zijn om zichzelf te ontdoen van hun ‘’zondige’’ lichaam, maar om juist die te
omarmen voor wat het is, omdat dat juist datgene is wat ze verboden wordt te
doen. Dit is een van de problemen waar de vrouw in Afghanistan mee te kampen
heeft. Een veel groter en moeilijker probleem is het taalprobleem.
Hoewel Afghanistan uit meerdere bevolkingsgroepen
bestaat, zoals de Tajiks, Hazara’s, Pashutns, Uzbeken etc. om er maar een paar
te noemen, is een veelal gebruikte taal het Dari, wat een variant is op het
Perzisch. Dit wordt voornamelijk in Iran gesproken en het gebied eromheen.
Het Perzisch behoort tot de Indo-Europese tak en is
daardoor eerder verwant aan het Frans, Duits en Nederlands dan aan het
Arabisch, waar men het vaak mee verward wegens het gebruik van hetzelfde
Arabische schrift.
Behorend tot een van de moeilijkste talen die momenteel
gesproken wordt, is het moeilijk om het volledig grammaticaal en contextueel
correct te spreken. Wanneer het correct gebruikt wordt kan het de interactie en
visie op de wereld alleen maar
vergroten. Zo niet, dan heeft het juist het tegengestelde effect.
In de intellectuele kringen is er overeenstemming in
taalgebruik en begrijpt men elkaar goed, maar zodra je verder van de sociale
ladder afdaalt, zal je merken dat het taalgebruik exponentieel dermate slecht
gebruikt wordt, dat mensen van verschillende landen van de lagere sociale
klassen elkaar niet meer kunnen begrijpen.
In Afghanistan zie je dit probleem ook terug. Des te
verder je afdaalt op de sociale ladder, waar de meeste vrouwenonderdrukking
plaatsvindt, des te meer je inziet dat de taal op zo’n foutieve wijze gebruikt
wordt, dat communicatie simpelweg soms wegvalt.
Een simpel voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld het woord ‘’عشق’’
(liefde). Hoewel het woord liefde betekent, zit er een erotische lading achter,
waardoor het enkel gebruikt dient te worden tussen twee geliefdes. Echter, als
je oplet, dan zal dit woord op de meest ongebruikelijke situaties toepast zien.
Een veel voorkomend voorbeeld is wanneer men het gebruikt
om moederlijke liefde of vaderlandsliefde uit te drukken, terwijl daar andere
woorden voor bestaan, die nooit gebruikt worden, omdat men dat ene woord zo
vaak toepast op verschillende situatie, waardoor het gebruik algemeen
geaccepteerd raakt.
Het is zelf evident dat iemand die een beter begrip heeft
van taal ook een breder begrip van de werkelijkheid heeft en nuance verschillen
bemerkt.
Natuurlijk ervaart iedereen de werkelijkheid en worden
allerlei fenomenen je toegeschenen. Echter, taalvorming is niet enkel een
passief gebeuren, maar iets wat interactief gebeurt.
Wanneer ik een kind op foutieve wijze aanleer dat een
heel groep aan genuanceerde emoties tot een bepaald woord behoort, dan zal
communiceren snel moeilijk worden.De reden hiervoor is dat wanneer iemand een
bepaald woord probeert over te brengen, diegene een bepaald plaatje of gevoel
in zijn of haar hoofd heeft. Als dat kind een bepaalde emotie heeft en dat
aanduidt met een woord dat ik foutief aan allerlei emoties toeschrijf, dan weet
ik natuurlijk niet welke emotie diegene bedoelt en kan ik daardoor een
verkeerde lading in het gebruikte woord zien.
Dit zorgt er niet alleen voor dat er tussen twee of
meerdere mensen geen communicatie meer mogelijk is, maar ook dat die individu
zelf incompetent raakt. Woorden en taal
zijn namelijk ook nodig om te kunnen nadenken. Gedachtes formuleer je door taal
correct op jezelf toe te passen. Zinnen worden in je hoofd uitgedacht en
vervolgens worden de woorden aan de verkeerde begrippen gekoppeld, waarna er
grote verwarring ontstaat over wat je eigenlijk bedoelt.
Wanneer dit niet op de correcte wijze wordt aangeleerd,
dan heb je niet enkel slecht begrip op de werkelijkheid, omdat je niet de
juiste woorden weet te gebruiken om jezelf uit te drukken, maar raak je ook nog
een vervreemd van je eigen gedachtes. Het gevolg hiervan is dat omdat je jezelf
niet kan uitdrukken in taal, je noodzakelijkerwijs een andere route moet
kiezen. Een veel voorkomend middel is het emotioneel redeneren. Syllogismes,
verbanden, redeneren, structuur, logica kunnen enkel plaatsvinden wanneer
iemand het vermogen heeft om over de werkelijkheid na te denken.Gebeurt dat
niet, dan ontstaat er een groep dat vol zit met impressies, gevoelens, beelden,
die ze maar niet kunnen formuleren. Formuleren is immers niks anders dan het
juiste begrip bij het juiste woord plaatsen.
Dit creëert, bewust of onbewust, een maatschappij die
direct uit 1984 van George Orwell gekomen kan zijn, waarin Orwell duidelijk
laat zien dat des te incompetenter de bevolking is in haar taalgebruik, des te
makkelijker het is om die groep de overheersen.
De onderlinge discriminatie kan daardoor goed als middel
gebruikt worden om het taalniveau onder de bevolking laag te houden. Het
onvermogen dus om jezelf in een taal uit te kunnen drukken zorgt voor een
sneeuwbaleffect.
Enfin, de Afghaanse maatschappij, voornamelijk de lagere
sociale klassen, bestaat niet alleen door culturele redenen tot een groep die
in zichzelf gekeerd is, maar door een onvermogen om zichzelf uit te drukken. Het
niet kunnen toepassen van logische verbanden, overbrengen van gevoelens heeft
zo’n negatief effect op de positie van vrouwen, omdat niemand het vermogen
heeft uit die immanentie te transcenderen, om die eerste stap te maken naar
kritisch redeneren over de positie van de vrouw.
De woekerende oorlog die nu al decennialang gaande is,
heeft niks kunnen veranderen aan de educatie daar om deze onmondigheid op te
lossen.
Dat niet alleen, maar ook de onderlinge discriminatie die
gaande is over welke bevolkingsgroep het primaat vormt, voorkomt elke vorm van
sociale en daarmee culturele ontwikkeling. Hierdoor blijft het taalgebruik
achtergesteld, omdat er niemand is die de eerste stap kan maken om dit probleem
te overstijgen, aangezien je de taal en begrip van de werkelijkheid nodig hebt
om het taalprobleem überhaupt op te lossen.
Deze twee problemen moeten in beschouwing genomen worden,
wil je überhaupt iets van verandering teweeg willen brengen in het Oosten
rondom het feminisme. Het zal een lange strijd zijn, maar wel eentje die gaat
werken.
Subscribe to:
Posts (Atom)